dinsdag 31 juli 2007

O ho! O ho!
Een leuk boek om in te bladeren, maar met te veel materiaal waarop de samenstellers dan misschien om wat voor reden dan ook met heimwee terug mogen blikken maar waar de gemiddelde medemens nooit maar dan ook nooit van gehoord heeft. Ik heb het over Tijd voor teenagers – 100 Nederlandstalige liedjes die de rock & roll overleefden van Co de Kloet en Leo Boudewijns. Tijd voor teenagers was een uiterst populair radioprogramma dat De Kloet in de Late Middeleeuwen jarenlang samen mocht stellen. Als een van de voorbeelden van een liedje dat de rock & roll overleefde noemen ze Twistziek van ene Paul Gimbel. Wat een onzin. Ooit van gehoord? Hitdossiers kennen het niet, zelfs Google komt er niet op uit.

Gimbel was een Nederlandse toptafeltennisser (dat kun je wel vinden), die er met zijn vetkuif en babyface in 1962 klaarblijkelijk dusdanig aantrekkelijk uitzag voor bakvissen (zoals je jonge meisjes noemde in de tijd waarin senioren nog gewoon ouden-van-dagen waren) dat een platenmaatschappij er wel brood in zag een plaatje met hem te maken. En dat werd Twistziek. Geen hond die het kocht. Nergens meer te vinden. Maar toch een voetnoot in de literatuurgeschiedenis waard. Waarom dan wel? Omwille van de tekstschrijver! Die een onvergetelijk refrein uit de pen perste:

O ho! O ho!
’k Ben ziek! O ho!
Twistziek (10x)

Benieuwd of hij zich dit nog kan herinneren. Misschien kan hij het zelfs nog wel zingen! Ondertussen is hij een algemeen gerespecteerd auteur, met een grote naam in nagenoeg geheel Europa. Twistziek, dames en heren, ontsproot – zo staat ook netjes op het label van de single te lezen – aan ’t brein van niemand minder dan…Cees Nooteboom! Die vandaag overigens zijn verjaardag viert. De 74ste. Van harte.

maandag 30 juli 2007


Kana, een jaar later
Tony Blair mag een mooi kantoor openhouden in Jeruzalem, maar hij moet niet denken dat hij als Gezant voor het Midden-Oosten politiek iets te zeggen heeft zo liet Washington al fijntjes weten. Het Congres verhoogde inmiddels de militaire steun aan Israël met miljarden dollars. Politieke rookgordijnen doen vermoeden dat er op korte termijn niet veel ten goede zal veranderen in de regio. Opdat we niet vergeten hierbij een gedicht dat ik schreef naar aanleiding van wat er nu exact een jaar geleden gebeurde:

Kana, 30 juli 2006

Lukas 6:31

Toen ze twaalf was stierf haar oom door een raket
die uit het land der heren kwam. Tien jaar later is ze
groot en zou ze trouwen. De bruiloft gaat niet door.
Onder stoffend puin bedolven werd het nichtje dat
hun bruidsmeisje zou zijn. En: geen bruidegom.

Die ligt in stukken tussen resten van de buren.
Ze waren allemaal gewoon aan ’t slapen in de vroege
ochtenduren die voor hen de laatste bleken. Van
verdriet kan ze niet spreken. Het grote snikken komt
wellicht pas over maanden, jaren. De wezenloze

blikken zijn nu gericht naar het land waar de dood
hun kant op is gestuurd, de gulden regel grof
geschonden werd. Waar een niet te dragen schande
boven hangt. Er groeien hier dit jaar vergeefse druiven.
Nooit zal ze hem nog naar zijn werk uitwuiven.

Een eerste wonder verrichtte Hij hier. Water werd wijn.
Zijn moeder was erbij, verrukt over wat hij zo stoïcijns
gebeuren liet. Troosteres der Verdrukten, maar dat
wist ze toen nog niet. Moeder der Smarten. Bid voor
haar. Er gaat in Kana een huwelijk niet door.

Nu weer de kermis gloeit
Er blijft belangstelling bestaan voor de bloemlezing Nu weer de kermis gloeit met duizend lichten, de bloemlezing die ik samenstelde met gedichten over het volksfeest. Nu zat er een artikel van Kees Verbeek uit het Roermonds Journaal tussen de post. Verbeek vindt het 'een van de aardigste boeken die me de laatste tijd onder ogen is gekomen'!
Prinsentuinbundel al besproken
Website De Contrabas is er snel bij met een bespreking van de ter gelegenheid van de tiende editie van Dichters in de Prinsentuin verschenen bloemlezing. Zie:
http://decontrabas.typepad.com/dekleinezaal/2007/07/dichters-in-de-.html

zondag 29 juli 2007






Dichters in de Prinsentuin geslaagd festival
Terug uit het Nederlandse Hoge Noorden, dat voor mijn gevoel al zowat Zuid-Scandinavië is. Ik las vrijdag in Groningen voor op het driedaagse poëziefestijn Dichters in de Prinsentuin, waar ik te gast was met praeter propter tachtig collegae. Organisatrice Roos Custers had gelijk toen ze in het VPRO-radioprogramma Cantina stelde dat Dichters in de Prinsentuin uit aan het groeien is tot een van de meest interessante poëziehappenings. Het was er erg leuk. De sfeer was uitstekend, het gezelschap aangenaam en de locatie zeer mooi. Er waren bijzonder veel belangstellenden, die ook nog eens oprecht in poëzie geïnteresseerd bleken. De tiende editie van dit poëziefestival werd onder een gunstig gesternte gehouden vermits de weergoden de regelmatig dreigende buien welwillend van de Prinsentuin vandaan hielden. Ik las, met als declamerende buren Gijs ter Haar en Xavier Roelens, voor in de loofgangen. De dichters stonden er aan de binnenkant van een cirkelvormige haag, en lazen voor in daarin uitgespaarde ‘vensters’. Het publiek luisterde in de gang eromheen. Nanne Nauta maakte de foto's. Op http://www.dichtersindeprinsentuin.nl/ valt meer over het evenement te lezen.

Bloemlezing bij tiende editie
Bij Uitgeverij Kleine Uil verscheen ter gelegenheid van de tiende editie van Dichters in de Prinsentuin 2007 een gelijknamige bloemlezing (ISBN 978 90 77487 57 0) met nieuw werk van alle dichters die dit jaar te gast waren: Willem Adelaar, Al Galidi, Maria Barnas, Jurre van den Berg, Bert Bevers, Erik Bindervoet, Thomas Blondeau, Corrie Boin, Mark Boog, Chrétien Breukers, Mart Brok, Frans de Brouwer, Tsead Bruinja, Emma Burns, Derwent Christmas, Maarten Das, Ellen Deckwitz, Michel Dijkstra, F. van Dixhoorn, Arjen Duinker, Hanneke van Eijken, Hélène Gelèns, Fieke Gosselaar, Steven Graauwmans, Hans Groenewegen, Gronama, Gijs ter Haar, Erik Jan Harmens, Kees ‘t Hart, Tjitse Hofman, Saskia de Jong, Jacob Kleve, Henk Knibbeler, Ruud Knier, Astrid Lampe, Anke Leenders, Max Lerou, Jane Leusink, Gerry van der Linden, Jannah Loontjens, Philip Meersman, Miranda Mei, Bill Mensema, Bart Meuleman, K. Michel, Erwin Mulder, Nanne Nauta, Jan Atze Nicolai, Tonnus Oosterhoff, Didi de Paris, Coen Peppelenbos, Ester Naomi Perquin, Xavier Roelens, Ivan Sacharov, Rense Sinkgraven, Mustafa Stitou, Frans Terken, Anne Vegter, Edward van de Vendel, Gerrit Vennema, ACG Vianen, Hans Wap, Leví Weemoedt, Kees Wennekendonk, Erica Wesseling, Menno Wigman, Driek van Wissen, Peer Wittenbols en Míku Zee.

Surplacend naar de lens
Op de laatste dag van een wederom veelbewogen Tour de France hoort natuurlijk een wielerfoto. Hier zie je Jacobus Bevers (1916-1993), geruggensteund door zijn zwager Ko, met mij op zijn knie richting fototoestel bollen. De foto werd in 1957, een hálve eeuw geleden ondertussen, gemaakt. Vandaag zou pa 91 jaar zijn geworden…

donderdag 26 juli 2007


Het Engelse krantenlandschap
Een aardige omschrijving van de schandaalkrant The Sun en het Britse krantenlandschap in het algemeen: “The Times wordt gelezen door degenen die het land regeren, de Daily Mirror door degenen die het land denken te regeren. The Guardian door degenen die het land graag zouden regeren, de Financial Times door degenen die het land bezitten, de Daily Mail door de echtgenotes van degenen die het land regeren, de Daily Telegraph door degenen die het land willen regeren zoals het altijd werd geregeerd en de Daily Express door degenen die denken dat het land nog altijd wordt geregeerd zoals het werd geregeerd. En The Sun? The Sun wordt gelezen door degenen die het niet kan schelen wie het land regeert, als die maar grote borsten heeft…”

woensdag 25 juli 2007


Ambitie
Vanaf het moment dat hij zich, het voetballen betreffende, de mindere had geweten van al die ongeletterde boerenkinkels had hij nooit meer een boek ingezien.

dinsdag 24 juli 2007

KARAZUK ZUK ZUK DUM DUM DUM
Amuseer me uitstekend met Europeana - Een zeer korte geschiedenis van de twintigste eeuw. Of het nu gaat om antisemitisme, Weense psychiaters, wereldoorlogen of kunst: Patrick Ouředník weet alles waarover hij het heeft samen te vatten in volkomen logische betoogjes. “U zou dit boek kunnen lezen alsof het geschreven is door een marsmannetje, een complete buitenstaander, die optekent zonder een oordeel te vellen,” licht Patrick Ouředník (1957, Tsjechische vader, Frans-Italiaanse moeder) zijn boek (Uitgeverij Fagel, ISBN 90 5914 042 7) toe. Een voorbeeld: ‘Toen de mensen niet langer in God geloofden, gingen ze op zoek naar een andere manier om uit te drukken hoe absurd de wereld was, en ze ontwikkelden het futurisme en het expressionisme en het dadaïsme en het surrealisme en het existentialisme en het absurde toneel. En dadaïsten wilden breken met de kunst en maakten kunst van dingen die daar vroeger niet voor werden gebruikt, zoals ijzerdraad en lucifers en leuzen en krantenkoppen en telefoonboeken en dergelijke, en volgens hen was het nieuwe en absolute kunst.

Futuristen schreven gedichten waarin veel tussenwerpsels voorkwamen, bijvoorbeeld KARAZUK ZUK ZUK DUM DUM DUM, en pleitten voor expressieve typografie, en expressionisten en dadaïsten maakten gedichten in nieuwe, onbekende talen om aan te tonen dat alle talen gelijk waren, begrijpelijk of onbegrijpelijk, bijvoorbeeld BAMBLA Ó FALLI BAMBLA, en surrealisten pleitten voor het automatisch schrijven en het gebruik van originele metaforen, ze schreven bijvoorbeeld MIJN KURKEN BAD IS ALS JOUW WORMENOOG en ze legden uit waarom, omdat de betekenis van dit gedicht zich vanzelf openbaarde en dat was juist fysiek en metafysiek tegelijk. Existentialisten zeiden dat de metafysica in verval was, maar dat desondanks de objectiviteit bestond, en dat we geen juiste benadering hadden omdat intersubjectiviteit het belangrijkst was. En dat het erom ging dat alles authentiek was, en dat de geschiedenis en het verloop daarvan berustte op de filosofische vraag of je authentiek kon communiceren, en zo ja, dan kon de geschiedenis zinvoller zijn dan tot nu toe, als namelijk de transcendentale instantie zou worden vernieuwd. En volgens linguïsten was communicatie slechts een kwestie van deconstructie en kon je op verschillende manieren deconstrueren. En oude mensen vonden dat het met de communicatie bergafwaarts ging, omdat men elkaar niet meer recht in de ogen durfde te kijken en men de blik afwendde zodra die de blik van een ander kruiste, en dat men tegenwoordig alleen nog maar blinden recht in de ogen keek.’

maandag 23 juli 2007



Zeldzame seks in openlucht
Een van de beste beslissingen die we ooit namen was om een abonnement te nemen op de Zoo. Het blijft heerlijk toeven in die merkwaardige natuuroase in hartje stad, zeker als er weinig dagjesmensen zijn. De dierentuin van Antwerpen is verantwoordelijk voor de kweekprogramma’s van de okapi (Okapia johnstoni), een uitermate zeldzaam en schuw dier dat zich in het wild in steeds kleiner aantallen ophoudt in de almaar slinkende regenwouden van de Democratische Republiek Congo. Daar werd het dier, behalve de giraffe zelf het enige andere lid van de giraffidae, pas in 1901 ontdekt. Een okapi draagt veertien maanden. In mijn agenda heb ik 23 september 2008 genoteerd, om straks even na te gaan of het gelukt is met de paring waarvan ik plotseling getuige mocht zijn. Zeldzame seks in de openlucht van vertegenwoordigers van een zeldzame soort. Je maakt het niet alle dagen mee. Door de onverwachte coïtus moest ik snel handelen, waardoor de foto’s lichtjes bewogen zijn. Het blijven echter bijzondere opnamen.

IJzerfonie in première
In Bredevoort, het boekenstadje in de Achterhoek, ging dit weekeinde de IJzerfonie in première. Die werd gecomponeerd door Johan Klein Nibbelink, en ten gehore gebracht met assistentie van de smeden Jan en Bernd Klein Nibbelink, zijn vader en broer. Het bijzondere muziekstuk maakt deel uit van het project IJzersterk. Daarbij verscheen ook de bundel Smeedwerk, waarvoor ik het gedicht IJzerhard schreef (zie bericht van maandag 2 juli). De poëzie uit Smeedwerk was ook in de smederij te horen. Het publiek wist de combinatie van staal en woord zeer te waarderen.

zondag 22 juli 2007


Met twee maten meten
In De sleutel tot de Bijbel van J.R. Porter een aantal fraaie staaltjes gelezen van hoe je taal aan kunt wenden naargelang het je uitkomt. Zo staat bijvoorbeeld in het lemma over Samson dat deze God vraagt hem een laatste overwinning te gunnen, zijn kracht terugkrijgt en de twee pilaren van de Filistijnse tempel omver duwt tengevolge waarvan iedereen daarbinnen inclusief hijzelf gedood wordt. We kennen het verhaal. Porter rept van ‘deze heldhaftige zelfmoord’. Wanneer een hedendaagse Filistijn, een Palestijn, hetzelfde doet is het plotsklaps een zelfmoordterrorist. En in het hoofdstuk over Saul stelt hij dat die, als drie van zijn zonen in de strijd tegen de Filistijnen zijn omgekomen en alles uiteindelijk verloren is, sterft ‘op de kenmerkende manier van een held door zelfmoord te plegen’. Waarom wordt van iemand als Hitler dan toch gezegd dat hij op laffe wijze verkoos zelf een einde aan zijn leven te maken?

zaterdag 21 juli 2007

2% van Belgen kent volkslied helemaal
21 juli. Uiteraard gingen we even een koffietje drinken ten paleize. Kwestie van beleefdheid. Het is immers Nationale Feestdag. Met vanmiddag allerhande militairen en andere brave koningsgetrouwen die vanaf het Natieplein naderen om over het Paleizenplein in smalle gelederen langs vorst en vorstin te trekken teneinde ergens op de Hertogstraat een frisse pint te gaan pakken. Langs alle kanten zal De Nationale Hymne schallen:

O liebes Land, o Belgiens Erde
dir unser Herz, dir unsere Hand
dir unser Blut, dem Heimatherde
wir schwören's dir, o Vaterland
So blühe froh in voller Schöne
zu der die Freiheit dich erzog
und fortan singen deine Söhne:
Gesetz und König und die Freiheit hoch!

Voor de inwoners ervan is dat niet per definitie het geval, maar dit land zelve is officieel polyglottisch. Vandaar dan ook dat er van de Brabançonne versies in de drie landstalen bestaan. Dus wie wil mag ook dit de borst uit gooien:

O Belgique, ô mère chérie,
A toi nos coeurs, à toi nos bras,
A toi notre sang, ô Patrie!
Nous le jurons tous, tu vivras!
Tu vivras toujours grande et belle
Et ton invincible unité
Aura pour devise immortelle:
le Roi, la Loi, la Liberté !

Of zich natuurlijk beperken tot ‘gewoon’ (uit recent onderzoek is gebleken dat slechts 2% van de Belgen het volledig kent, en dat 54% niet verder komt dan de eerste regel van Het Volkslied):

O, dierbaar België
O heilig land der vaad’ren
Onze ziel en ons hart zijn u gewijd
Aanvaard onze kracht en het bloed van onze ad’ren
Wees ons doel in arbeid en in strijd
Bloei, o land, in eendracht niet te breken
Wees immer u zelf en ongeknecht
Het woord getrouw, dat ge onbevreesd moogt spreken
Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht.

vrijdag 20 juli 2007



Het raadsel van de achternamen
Zitten bladeren in Het raadsel van Atlantis, een van de betere avonturen van Blake en Mortimer. Knap getekend. Vandaag viel me wel voor het eerst iets raars op. Blake, wat is er? vraagt Philip Mortimer op zeker moment. En wat later roept Francis Blake Mortimer! Help! Dat is toch eigenlijk niet logisch tussen twee kameraden? Francis Blake en Philip Mortimer zijn al jarenlang boezemvrienden, delen zelfs een appartement in hartje Londen, en beleefden gezamenlijk verschillende heftige avonturen. Houd vast, Blake! Dat klinkt toch merkwaardig? Of Zonder jou ware ik beslist verdronken, Mortimer. Als je elkaar zo goed kent dan gebruik je toch elkaars vóórnaam? Houd vast, Francis! En Zonder jou ware ik beslist verdronken, Philip. Of zouden ze aan tafel vragen Wil je de boter eens doorgeven, Blake? Of Zeg Mortimer, smaakt jou de leverpastei ook zo goed?

donderdag 19 juli 2007


Antwerpenaars rapper dan Parijzenaars?
Het nieuwe Gerechtsgebouw in Antwerpen heeft niet de grandeur en verbazingwekkende schoonheid heeft die ons was beloofd. Dat vindt Oscar van den Boogaard. In zijn column in De Standaard stelde hij te hopen dat het nieuwe Gerechtsgebouw niet hét architecturale hoogtepunt in het België van de 21ste eeuw is. Dat mag hij natuurlijk vinden. Zoals het mij vrij staat het wel een geslaagde realisatie te vinden. De gustibus non est disputandem. Wie de stad vanuit het zuiden nadert krijgt een wonderlijk bouwsel voor ogen, waarvan de torens me steeds aan Spoetniks doen denken. Het is sowieso goed dat de leegte van de Bolivarplaats, waar vroeger het Zuidstation stond (daar situeerde Hubert Lampo het slot van zijn geslaagde roman De komst van Joachim Stiller) eindelijk werd opgevuld. Wat me met betrekking tot het nieuwe Justitiepaleis aan de Bolivarplaats eigenlijk als meest eigenaardig trof (zeker hun bekende dikkenekkerige gemopper op van alles en nog wat in ogenschouw genomen), was het feit dat je er de Antwerpenaars niét over gehoord hebt. En dat moet welhaast betekenen dat ze het bouwwerk al in hun hart gesloten hebben. Waarmee ze rapper zijn dan de Parijzenaars. Die hebben immers tientallen jaren lang gekankerd wat een schande het was dat zo’n stalen monstrum als de Eiffeltoren in hun stad weg was gezet. Het duurde generaties voordat de inwoners van de Franse hoofdstad in de gaten hadden dat ze toch wel iets bijzonders in huis hadden…

woensdag 18 juli 2007


Vergeten we de schilder Pjeroo Roobjee niet
Pjeroo Roobjee viel al met zijn debuutroman De nachtschrijver (1966) in de prijzen. Als auteur heeft hij heel wat titels op zijn naam staan. Recente romans van zijn hand zijn De kleinzoon van de letterzetter, Van het nieuwland, Oude verf en Aderbloed in de kousenhoek. Hij publiceerde ook poëzie. Zo zag in 1969 bij Uitgeverij De Roze Ekstraverte Klaagmuurbibliotheek (‘met burelen in Gent, Amsterdam en Detroit’) de bundel De bleke gebeurtenismaker het licht. Met daarin verzen (acts, zoals hij ze zelf omschreef) als:

ik hoor je wel stem
mond plooi van Liefde
in mijn jas zitten brieven stofferig
uit frisco en uit goeree
uit bergen en uit amsterdam
uit alle belangrijke plaatsen
ik heb er kale kamers omgekleed tot Liefde
toen verscheen een ander dier en dat was jij
tot honger en dat is nummer twee
(te herinneren dat ik onhandig en met kunde
maar niet als medicus
een vlezelijkheid aan jou beging
de kamer was ons genadig: tot drank en wat nog meer
ellende gepromoveerd
en buiten bazig spelen lege trams volle zwarte taxies
iemand op baseballschoenen je hoort voetzweet op gummi zuigen
maar aan je ogen krijsen tranen: emotie 1965

Oei. Typische jongerenpoëzie. En wel érg gedateerd. Het valt nog mee dat het laatste woord niet als eemoosie is geschreven. Een groot dichter is aan Roobjee, zoveel moge wel duidelijk zijn, niet verloren gegaan. Roobjee is verder ook actief als acteur, entertainer, theatermaker en vertaler. Maar wat vooral niet vergeten mag worden is welk een enorm getalenteerd beeldend kunstenaar de man is. Hij maakt grafiek en tekeningen en uiterst aantrekkelijke schilderijen. Die hij voorziet van prikkelende titels die het doek veelal een meerwaarde geven.

In Kunstplatform De Zebrastraat (http://www.zebrastraat.be/) in Gent bekeek ik met zeer veel plezier de liefdevol ingerichte overzichtsexpositie Hoe crapuleus het licht op het tempermes (dat de verzameling van harten in scherven met kerven doorsnijdt) – Kabinetportretten 1962-2006. De titel geeft al aan dat Roobjee niet zonder woorden, zonder zinnen kan. In tegenstelling tot zijn poëzie is zijn schilderwerk ook in deze tijd waarin het in zekere kringen eerder opvallend is wanneer je niét op baseballschoenen loopt nog bijzonder actueel. Stilistisch is er amper verschil tussen de doeken die Roobjee in de zestiger jaren van de vorige eeuw en de eerste van deze konterfeitte. Dit is een uitmuntende gelegenheid om de oude wijze Kees Fens aan te halen: de allerbeste kunst ontactualiseert zichzelf tenslotte. Wonderlijk hoe fris doeken als Roobjee verschijnt als Faye Dunaway zodat hij meer en meer op de prinses van Eboni lijkt (1968), Hoe graaf Giovanni Suardo, geholpen door zijn dienstwillige dienaar, Roobjee in twee venijnige en uitermate roofzuchtige poezen omtoverde en er de pokken van kreeg (1970) en het hieronder afgebeelde Kijk, twee verdienstelijke Belgen: Leonard De Vilder en Clementine De Roose (1971) zich verhouden tot recent werk als De schilder en zijn bewonderaar (méthode vache) (2004). Pjeroo Roobjee schildert nog immer kleurrijk, met een ongebreidelde fantasie en een fascinerende literaire omkadering. Deze tentoonstelling biedt verademing, in een stijlvol ontworpen en smaakvol ingerichte ruimte.

dinsdag 17 juli 2007

‘Prins een imbeciele stoethaspel’
Ik vind het, samen met een traag maar gestaag groeiend aantal geestverwanten, een bespottelijke zaak dat vandaag de dag iemand nog recht heeft op een functie alleen omdat hij als oudste in een bepaalde wieg is geboren. Willem-Alexander zal best een joviale knul zijn als hij een biertje (Heineken, dat wel natuurlijk) of twee op heeft, maar het feit dat hij zich straks zoals het er nu nog naar uitziet Koning der Nederlanden mag noemen vanwege het eerstgeboorterecht in de familie van Oranje-Nassau is natuurlijk een relict uit duistere tijden dat in de 21ste eeuw geen plaats meer verdient. Het doet helemaal niet terzake of je capábel bent om op de troon plaats te nemen.

In Oranjepaleizen zal men het ongetwijfeld onleuk achten, maar het sympathieke (door Joris van Casteren, Peter Middendorp en Menno Wigman geredigeerde) literaire tijdschrijft Kinbote brengt in het jongste nummer (3, zomer 2007) in de door Mike Naafs samengestelde bijdrage Een Aha-Erlebnis: 1000 x Hitler – Een citatenboek met deels onbekende, niet eerder gepubliceerde uitspraken van Adolf Hitler een niet mis te verstaan standpunt van de Führer. Die liet op 24 juli 1942 optekenen: “Het koningschap bezit weinig wijsheid, en de grens tussen troon en het gekkenhuis is heel dun. In Nederland liggen de zaken goddank eenvoudiger, want met prins Von Lippe-Biesterfeld hebben we een volstrekt imbeciele stoethaspel op de troon.” In juli 1942 had Bernhard al lang zijn diensten per brief bij Hitler aangeboden, maar was hij ook al met de wind meegedraaid toen hij in de gaten kreeg dat hij beter aan kon pappen met de Yankees. Van zijn Amerikaanse vriendjes mocht hij toen de kust weer veilig was ten bate van zijn eigen imagoverbetering voor een fotosessie zelfs een capitulatie van de Duitsers organiseren (in Hotel De Wereld in Wageningen) die nergens goed voor was omdat de Duitsers zich een dag éérder al volledig aan de geallieerden hadden overgegeven.

maandag 16 juli 2007

Kermisbloemlezing ten doop op Maliebaanfestival
Gisteren waren we in Utrecht, waar op het Maliebaanfestival officieel het eerste exemplaar van Nu weer de kermis gloeit in duizend lichten ten doop werd gehouden, de bloemlezing die ik samenstelde met ‘kermispoëzie’. Bij deze gelegenheid maakte Jan Stads deze staatsiefoto van Ineke Strouken, directeur van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur (de uitgever), Tonny Wouts van het Maliebaanfestival, mijzelve, Karel Loeff van de Stichting Kermiscultuur en Tiny Keijzer van het Maliebaanfestival. Heel bijzonder vonden Geertje en ik de eucharistieviering die voorafgaand aan ‘de doop’ deze zondag werd gehouden in de tent van…de botsauto’s. Die werd voorgegaan door kardinaal Adrianus Simonis. De aartsbisschop van Utrecht is afscheidnemend, dus het was een van de laatste missen die hij celebreerde.

De meest gestelde vraag ter wereld
Uit de preek die kardinaal Simonis ‘op de kermis’ hield bleef me bij dat hij de aanwezigen vroeg of ze wisten wat momenteel de meest gestelde vraag is. ‘Wat eten we vanavond?’ ‘Wat kost dat?’ ‘Hoe laat is de afspraak?’ Niets van dat al. Wetenschappers konden in dit gsm-tijdperk onlangs uitrekenen dat de vaakst gestelde vraag in dit tijdsgewricht (waarin de mens ondanks alle moderne communicatiesystemen misschien wel zoekender is dan ooit) wereldwijd is ‘Waar ben je?’ Waar ben je? Monseigneur wist onmiddellijk de link te leggen met Genesis 7:9, waarin God Adam ter verantwoording roept nadat er gegeten is van de Boom der Kennis van Goed en Kwaad : ‘Waar zijt gij?’ Waar ben je?

Nooit rekenen
Volgens Johnny Hallyday rijden de renners in deze Tour de France te veel op hun spaarstand. Hij zei (maar dan in het Frans natuurlijk): “Ze moeten het aanpakken zoals ik: nooit rekenen. Op die manier kwam Johnny Hallyday aan de top, met dezelfde instelling staat hij er nog altijd.” Buiten de Franstalige wereld zijn er maar weinigen die hem kennen, maar Jean-Philippe Smet (zoals zijn echte naam luidt) is daarbinnen wel degelijk nog immer een Grote Vedette. Hoewel hij eruitziet als een boef heb ik altijd een zwak voor hem gehouden sinds ik hem als negenjarig jongetje in de Roxy, de bioscoop waar mijn vader een kwart eeuw lang filmoperateur was, te paard door wat waarschijnlijk de Camargue is zag draven. Daarbij zong hij het onvergetelijke Pour moi la vie va commençer. Dat was in 1964, een tijd waarin Nederlandse cinema’s nog niet volledig in de macht van Hollywood waren en nog regelmatig Franse rolprenten programmeerden, en de film heette D’où viens-tu, Johnny? Dankzij YouTube is de scène die destijds zo’n indruk op me maakte (ruim veertig jaar niet gezien) in een handomdraai op te roepen. Geen briljante cinema, maar prille beelden van een geslaagde Europese versie van Elvis:

http://video.google.com/videoplay?docid=5635075088590350948

zondag 15 juli 2007

Talenrijkdom
Candele scaldavivande, velas calientaplatos, velas para aquecer pratos, yemek isitma mumlari, κεριά θέρμάνσης πιάτων, świece do podrzewania potraw, svíčky pro ohřívání jídel, kahance. Ik vind het geweldig dat in Europa producten op hun verpakking steeds vaker in de verschillende talen van onze unie worden benoemd. Het betreft hier telkens bougies chauffe-plats, Rechaudkerzen, platewarmer nightlights ofwel waxinelichtjes.

Een waar gebeurd verhaal
Er liep eens een man over straat. Hij droeg een donkerblauw kostuum. Een vlinderdas gaf zijn verschijning een chic tintje. Hij leek een beetje op Sal Mineo. Naast hem wandelde een mooie vrouw in een moirézwarte jurk. Zij zou van een tweeling bevallen, maar wist dat toen nog niet.
“Ik denk niet dat we er verstandig aan doen om Peter naar een katholieke school te sturen,” zei Sal Mineo. Zijn echtgenote, die wel iets weg had van Virginia Mayo, wilde er nog een nachtje over slapen.
Ik had Grote Vacantie en wist niet eens dat er niet-katholieke scholen bestonden. Ik was Arendsoog en lag in hinderlaag in de bosjes. Virginia Mayo droeg nylons met naad. Toen hun stemmen al niet meer te verstaan waren rook ik nog steeds haar parfum…

zaterdag 14 juli 2007

Doelman in vlucht
Mijn gedicht Doelman in vlucht verscheen oorspronkelijk in het tijdschrift Hard Gras (Amsterdam, 1996) en later in bloemlezingen als Langzaam juichen (Antwerpen, 2000) en Ook wij waren winnaars (Gent/Breda, 2005). Hier kan ik echter het vers voor het eerst laten vergezellen door de kleurenfoto die er onlosmakelijk mee verbonden is. Die maakte ik in Café Europa aan de Grote Markt in Sint-Niklaas. Daar hing een schilderij van de grootvader van de uitbater: Petrus Van Driessche, in het seizoen 1946/1947 doelverdediger van voetbalvereniging Sint-Niklaas, die toen in Eerste Nationale uitkwam:

De oude doelman zucht boven zijn bier.
In dit café komt hij vanaf zijn jongenstijd.
Ook ploeggenoten zaten ooit zo dikwijls hier,
lokaal zich lavend aan vermaardheid.

Langs deze wanden ruisen de verhalen
nog van die haast eeuwenoude bal
nu die hij weghield van de houten palen,
het was nochtans een ongelofelijke knal.

Nog weet hij het, na zoveel jaren:
in glazen klanken galmde het publiek.
Regenen mocht die dag maar even.

Hij voelt de wind weer door zijn haren
glijden, hoort na die zege de muziek.
Voor altijd blijft hij zweven, zweven, zweven.

vrijdag 13 juli 2007

Augurken moeilijk te plaatsen
In de bibliotheek viel er uit een boek waarin ik bladerde een lichtblauw steekkaartje met daarop een merkwaardig overzichtje, in een bollend meisjeshandschrift: Franse revolutie : Scheiding kerk en staat / Reims : Augurken / Vele oorlogen : Napoleon, Duitsers (Pruisen), WO I, WO II (Eisenhower).

Wat een vréémd rijtje. Wat doet Reims daar tussen de Franse revolutie en vele oorlogen? En vooral: wat doen die augurken daar? Was het een ezelsbruggetje voor de scholiere? Of een grapje om latere leners van het boek in verwarring te brengen? Zou ze ook steekkaartjes hebben gemaakt met Opkomst van Rome : Vereniging van Italië / Aleria : Geitenkaasjes / Vele oorlogen : Hannibal, Carthagers (soort Romeinen), Eerste Punische Oorlog, Tweede Punische Oorlog of Reformatie : Conflicten tussen gelovigen / Trier : Leverworstjes / Vele oorlogen: Wallenstein, Protestanten, Boheemse Opstand, Dertigjarige Oorlog?

donderdag 12 juli 2007


Antwerpse galerie geeft hedendaags realisme ruim baan
Jarenlang werd realistische kunst met een scheef oog bekeken. Vakmanschap werd ondergeschikt geacht aan De Idee. Maar sinds een poos is er een kentering gaande. Herman Gordijn, Henk Helmantel, Diederik Kraaijpoel en Olga Wiese maakten naam met werk dat eerst en vooral knap was geschilderd. En Marlene Dumas heeft een belangrijke rol gespeeld in de herwaardering van de schílderkunst. Ook het oeuvre van de recentelijk zo succesvolle Luc Tuymans kun je bezwaarlijk abstract noemen. In Antwerpen heeft de Art Mix Gallery van Paul Fantin (die in zijn vorige galerie iets verderop al mooie presentaties had met werk van onder meer Teresa Zamora) sinds enige tijd structureel aandacht voor, ik zal de titel van de vorige tentoonstelling aanhalen, Hedendaags realisme. Dat hier belangstelling voor bestaat moge wel blijken uit het gegeven dat Hedendaags realisme (waarvan een fraaie catalogus beschikbaar is) wegens enorme belangstelling moest worden verlengd. Op deze groepsuitstalling bracht Fantin werk van Jef Diels, Charles Donker, Peter Durieux, Henk Helmantel, Akinori Miura, Renaat Veris en Eric De Vree.

Nu heeft de Art Mix Gallery (tot 26 augustus) schilderijen van Pieter Knorr en een grotere keuze van Akinori Miura in huis. Over de olieverfschilderijen van Knorr (1950), die zowel op linnen als paneel werkt, lijkt een aangename waas te hangen. De kleuren zijn mooi flou. Knorr is gebiologeerd door de dood. Zo zijn er onder meer een Dood lam, het Veulen van Aaike en kadavers van een bunzing, een das en een krakeend te zien. Genadeloos geregistreerd. Bij het aanschouwen van zijn werk móet je er welhaast aan denken dat de Franse term voor stilleven nature morte is. Het is bijna schrikken bij het portret van een levende: dat van Martinus de Groot, die in al zijn kwetsbaarheid de vader op leeftijd van iedereen lijkt te zijn. Miura (1953) heeft een beangstigend talent om de werkelijkheid quasi fotografisch weer te geven. Zijn onderwerpen? Botten, kersen, matsutake, zalm. Mensen soms. Ik kende zijn werk al van de groepstentoonstelling. Het is goed dat de galerie hem nu meer ruimte schenkt. Bijzonder knap zijn Miura’s werken in Chinese inkt, potlood en zilverstift. Daarvan was in Hedendaags realisme bijvoorbeeld The Ship, een witte doek waaronder een jong mens schuilt (hierboven afgebeeld) ook al te zien. Zijn portretten zijn griezelig perfect. Ook hier af en toe die twijfel: is dit een stilléven of een nature mórte? Slaapt dat meisje, of is het dood? Is dat een laken, of een lijkwade? Wie het hedendaags realisme een warm hart toedraagt weet waar hij moet zijn: de Art Mix Gallery (http://www.artmixgallery.be/) is te vinden in hartje Antwerpen, aan de Mechelsesteenweg 16. De moeite van het bezoeken dubbel en dwars waard!
Sgreiffauten 3 (slot): de oplaatbare batterijen

woensdag 11 juli 2007


Deur op maat
Even videopauze. Geamuseerd naar Son of Kong staan, en wat later zitten kijken. Alleen geldzucht is de reden voor het ontstaan van deze opvolger van King Kong geweest. Nog in hetzelfde jaar, 1933, gedraaid met in de hoofdrol wéér Robert Armstrong. Een lachwekkend rommeltje. De BBC zond deze film vreemd genoeg uit vóór King Kong zelf. Regisseur Merian C. Cooper wist heel wat beter hoe je kijkers moet boeien dan zijn assistant Ernest B. Schoedsack die het vervolg mocht maken. De eerste King Kong steekt met kop en schouders boven vroege vervolgen en latere remakes uit (hoewel Jessica Lange zeer charmant is in de versie van John Guillermin), en blijft een ware cinemaklassieker. Al mag best worden aangetekend dat filmcriticus James Agate reeds in 1933 toch ook wel gelijk had: Just amusing nonsense punctuated by such reflections as why, if the natives wanted to keep the monster on the other side of the wall, they should have built a door big enough to let him through…
Wit gras
Het is een poos geleden want ondertussen is hij al zeventien, maar ook toen hij klein was keek mijn neef Maarten Bevers al op een originele manier naar de wereld. Mijn broer en ik waren een keer met hem naar een voetbalwedstrijd. Toen we na afloop over het complex van de club in kwestie naar de uitgang kuierden passeerden we een pas ingezaaid, volledig groen veld. Nog zonder hoekvlaggen, zonder doelpalen, zonder lijnen, zonder middencirkel en zonder strafschopgebieden. “Hebben ze hier geen wit gras?” vroeg Maarten. Mooi hè, dat zo’n manneke denkt dat die lijnen en andere begrenzingen niet gekalkt zijn, maar van wit gras…

dinsdag 10 juli 2007


Afscheid van wereldwonderen
Ik lees graag encyclopedisch. Al sinds ik als jongetje inplakplaatjes spaarde voor de Blue Band-encyclopedie Ik weet het. Die ken ik nog steeds bijna uit mijn hoofd. Bij verschillende onderwerpen plopt, als ik iets wil visualiseren, éérst de Ik weet het-illustratie naar boven. Bij de hangende tuinen van Semiramis in Babylon bovenstaand plaatje bijvoorbeeld, en bij het Mausoleum te Halicarnassus (de geboorteplaats van Herodotus!) het onderstaande. Nog immer kon/kan ik die twee moeiteloos aanvullen met de pyramide van Cheops, de tempel van Diana in Ephese, de colossus van Rhodos, het beeld van Zeus te Olympia en de vuurtoren van Pharus. Ik heb dan ook à contrecoeur kennis genomen van de uitverkiezing van de Nieuwe Zeven Wereldwonderen. Dat wordt studeren eer ik de Echte Zeven Wereldwonderen in mijn systeem heb vervangen door de Grote Muur in China, de Petra-site in Jordanië, het standbeeld Christus de Verlosser in Rio de Janeiro, de Inca-ruïnes van Machu Picchu in Peru, de oude Maya-site van Chichen-Itza, het Colosseum in Rome en het Mausoleum van de Taj Mahal. Wat was er nou eigenlijk helemaal mis met de Eerste Zeven Wereldwonderen, behalve dan dat ze op de pyramide van Cheops na niet meer bestonden?

Praktisch
In het leger en bij de politie nemen ze je liever niet aan als je een te hoog IQ hebt. Je bent makkelijker te kneden als je intelligentie eerder bescheiden is. Vroeger (en misschien nu nog wel, dat weet ik niet) monsterden ze bij de marine het liefst mannen aan die niet konden zwemmen omdat die langer vechten voor het behoud van hun schip…

maandag 9 juli 2007

Graindelavoix verrast met Iberische klanken
Antwerpen heeft met Graindelavoix een vocaal ensemble van wereldklasse in huis. Dat wist ondertussen al een contract met het prestigieuze Spaanse platenlabel Glossa in de wacht te slepen. Concrete resultaten van die overeenkomst zijn de albums Caput (rond werk van Johannes Ockeghem) en Joye (met klaagzangen van Gilles de Bins dit Binchois). Dirigent Björn Schmelzer, die eerder het Obrecht Ensemble onder zijn hoede had, heeft nu het oor laten vallen op oude muziek van iets verder weg. Gisteren het proefconcert van het nieuwe programma bezocht dat het gezelschap gaf in de oude Dominicanerkerk. Björn Schmelzer koppelt Graindelavoix deze keer aan het Ensemble Rafik El Maai (op de foto zijn linksboven de zangmeesters Schmelzer en El Maai te zien). Samen met deze groep Marokkaanse zangers werden Andalousische samaâ, cantigas en andere Iberische gezangen ingestudeerd.

Het gaat hier om muziek die in Spanje werd gemaakt in de 13de eeuw, toen de invloed van de islam daar nog bijzonder groot was. De teksten zijn van Arabische dichters als Ibn Al-Farid (1181-1235), Abu Madyan al-Ghaout (1126-1197) en Sharafuddin Muhammad al-Busiri (1212-1296). Een sama is een soort spiritueel concert, dat in Marokko nog steeds te horen valt bij de soefibroederschappen. Het cantigarepertoire ontstond in ongeveer dezelfde tijd, in Toledo. Anno 2007 klinken de composities nog verbazingwekkend actueel. De combinatie van de zangers van Graindelavoix met de Marokkaanse werkt beslist verrijkend. Toen Rafik El Maai zelve een eerste keer inzette leverde zijn hemelse stem onmiddellijk kippenvel op. Erg meeslepend vond ik de Mariahymnen A Santa Maria dadas en Santa Maria loei, waarvan het repetitieve ritme welhaast hypnotiserend werkt. Prachtmuziek. Björn Schmelzer heeft een boeiende nieuwe weg uitgekozen. De resultaten zijn komende najaar te horen tijdens een kleine toernee door Vlaanderen. Voor nadere inlichtingen klikke men naar http://www.graindelavoix.be/ Je mag natuurlijk ook naar http://www.rafikelmaai.be/!
Hoezo unicum?
Politicoloog Dave Sinardet van de Universiteit Antwerpen meent dat de negatieve wederzijdse beeldvorming die Vlamingen en Walen van elkaar hebben wordt veroorzaakt door het ‘op taalbasis opgesplitste medialandschap’. Sinardet, een belgicist die hoopt dat men de Belgische boedel bij elkaar kan houden, repte zelfs van ‘een unicum in vergelijking met andere federale en/of meertalige landen.’ Maurits Van Liedekerke (die ons als dichter trakteerde op bundels als Huis van gras, Voeten in de aarde en Van het oog geen kwaad) vindt in het Nieuw-Vlaams Magazine, waarin hij een column verzorgt, dat Sinardet wat dit aangaat geen gelijk heeft: “Zo’n uitspraak getuigt van onkunde of van slechte wil. Want wat wil het geval? In Duitsland hanteren álle zenders, in welke regio ook, dezelfde taal. De taalgroepen in Zwitserland hebben hún omroepen. Ook het kleine Friesland beschikt over een bescheiden maar eigen Omrop Fryslân.” Héérlijk lijkt me dat, als je zo’n unicum met enkele simpele maar doeltreffende voorbeelden kunt ontkrachten.
http://www.youtube.com/watch?v=4w9EksAo5hY

zondag 8 juli 2007

Er was eens, toen mijn vader twee dagen jong was
In de Bacchuslaan, exact de grens tussen Berchem en Borgerhout vormend, vindt eens per jaar een rommelmarkt plaats in de parochiezaal naast de kerk van de Heilige Drievuldigheid. Er moet een ogenblik geweest zijn dat het kerkbestuur met de tijd mee wilde en vond dat er een frissere naam voor de ruimte gevonden moest worden. Dat is indertijd Paroza geworden. Die dubbelop Zaal Paroza wordt genoemd. Terwijl hij toch overduidelijk een afkorting en samentrekking is van parochie en zaal. Hoe dan ook: we gaan daar meestal wel een kijkje nemen. En soms doe je er een aardige vondst. Zo schafte ik me er, tussen reproducties van zigeunerinnen met blote schouders en zielige jongetjes met over de wangen glijdende tranen vandaan geplukt, voor één luttele euro een originele ingekleurde ets aan. De handtekening van de kunstenaar heb ik nog steeds niet kunnen ontcijferen. Geeft niets, want ik vind het ook anoniem een sfeervol blad grafiek. Het lijkt wel of Giuseppe Ungaretti volgend gedicht bij deze afbeelding heeft geschreven. Op de dag dat mijn vader twee dagen jong was nota bene. Ik vind de combinatie alleszins iedere keer opnieuw bijzonder geslaagd:

Céra una volta
Quota Centoquarantuno l’1 agosto 1916

Bosco Cappuccio
ha un declivio
di velluto verde
come una dolce
poltrona

Appisolarmi là
solo
in un caffè remoto
con una luce fievole
come questa
di questa luna


Céra una volta werd in het Nederlands, in de vertaling van Salvatore Cantore:


Er was eens
Quota Centoquarantuno, 1 augustus 1916

Bos Kapje
heeft een helling
van groen fluweel
als een zachte leunstoel

Dáár indommelen
alleen
in een afgelegen café
bij een zwak licht
als dit
van deze maan
Sgreiffauten 2: de navulsinaasappel
Jammer genoeg geen camera bij de hand op dat moment, maar in het voorbijgaan op het schoolbord van een groentenboer in krijt navelsinaasappelen aangeprezen gezien als navulsinaasappelen….

zaterdag 7 juli 2007

Resource security
O, o, o, o, o: dát had Brendan Nelson zich nou niet mogen laten ontvallen. De brave man, van beroep minister van Defensie van Australië, liet weten dat zijn land in Irak zit vanwege resource security. Vanwege de olie, dus. Nee nee, tikten Australië’s bondgenoten hem op de vingers: we trokken daarheen vanwege Saddam Hussein, en massavernietigingswapens, en Al-Qaida en om humanitaire steun te verlenen aan de arme Irakezen. Ieder weldenkend mens dacht op dag één van de oorlog hetzelfde als wat Nelson nu publiekelijk toegaf. Laat de analyses en commentaren maar voor wat ze zijn, want zoals gebruikelijk vat Steve Bell (een van de meest briljante politieke tekenaars van deze tijd, klik op de link Cartoons op de voorpagina van http://www.guardian.co.uk/) de kwestie in één tekening loepzuiver samen:

Serendipiteit
Ik sliep vanmorgen onrustig. Steeds spookte het woord serendipity door mijn hoofd. Werd er moe van wakker. Benieuwd of het bestond terstond het woordenboek gepakt. Jawel. En zelfs in het Nederlands: serendipiteit. Het komt van The Three Princes of Serendib, een verhaal van Horace Walpole (1717-1797) en betekent ‘de gave om door toevalligheden en intelligentie iets te ontdekken waar men niet naar op zoek was’…

Betreden op eigen risico!
Het blijft onduidelijk hoe de toekomst van het Sint-Fredeganduskerkhof in de Antwerpse voorstad Deurne eruitziet. Zoals zoveel bestuursorganen bespreekt de Deurnese districtsraad geen wezenlijke zaken, maar actuele. Vandaar dat nog niemand weet waar Sint-Fredegandus aan toe is. Duidelijk is wel dat graven op het niet-geklasseerde deel van het begraafpark na het verlopen van de concessie niet langer ontruimd en verwijderd worden. Dat is voor de heemkundige vzw Turninum na dertig jaar strijd tenminste iéts. En goed nieuws voor de liefhebbers van funerair erfgoed, want ook op het niet-geklasseerde deel van het kerkhof, waar van 1920 tot 1970 begraven werd, staan monumenten van graven. Veel daarvan verkeren echter ook in slechte staat. Zerken zijn verzakt, of gebroken. Beelden raakten onthoofd. En van veel laatste rustplaatsen, hoewel in eeuwigdurende eigendom verkregen, is onduidelijk wie er liggen omdat de gedenksteen met daarop de namen onleesbaar is geworden ofwel verdwenen is.

Een structurele visie op hoe het nu verder moet heeft het Deurnese districtsbestuur niet. Het heeft vooralsnog niets beters kunnen verzinnen dan het ophangen van plakkaten waarop bezoekers wordt gemeld dat ze het kerkhof op eigen risico betreden omdat ‘de toestand van vele bouwvallige graven op de begraafplaats Fredegandus een gevaar vormt voor de openbare veiligheid.’ Belangstellenden wordt gevraagd ‘voor hun veiligheid niet meer tussen de graven te komen’. Zouden de Deurnese politici het besluit durven nemen geld vrij te maken voor een grondige restauratie, of laten ze de boel verder verpauperen? Dat zou natuurlijk doodzonde zijn, want Sint-Fredegandus wordt niet voor niets het Père Lachaise van Antwerpen genoemd. Het is een van de drie kerkhoven in België die eind zeventiger jaren als eerste werden beschermd als funerair erfgoed. De 5,6 hectare grote begraafplaats telt ongeveer 1800 graven, waarvan honderden monumentale in belle epoque-, art deco- of art nouveaustijl. Op Sint-Fredegandus wordt al 1500 jaar lang begraven.

vrijdag 6 juli 2007

Een eigenaardige kwestie
Overigens schiet me nu iets eigenaardigs te binnen. Ik verzamel, ik geef toe dat het een vreemde bezigheid is, boodschappenlijstjes. Als ik in een winkelwagentje een papiertje zie met daarop de aan te schaffen levensmiddelen dan neem ik dat mee. Wat deze collectie (http://geefonsheden.blogspot.com/) betreft: ik bedenk me nu dat het eigenlijk erg raar is dat ik nog nimmer een boodschappenlijstje in het Arabisch heb gevonden. Nederlands, Frans, (in toenemende mate) Pools, Turks, Italiaans, Duits, Portugees, Engels, een incidenteel Japans exemplaar, Spaans, Russisch…Maar nóóit een Arabisch boodschappenlijstje. Hoe zou dat komen? Zijn het allemaal analfabeten? Schrijven ze allemaal al Nederlands? Kunnen ze uit hun hoofd leren wat ze allemaal mee moeten nemen? Doen ze nooit boodschappen?

Van twee kanten
Derk-Jan Eppink liet al eens weten dat hij, waar anderen opteren voor Chinees, met het oog op de nabije toekomst Arabisch aan het studeren is. Hij is een van de weinigen. Merkwaardig blijft dan ook de constatering die je tegenwoordig regelmatig leest dat de meeste moslims geen Duits, Engels of Frans spreken en daarom geen toegang hebben tot westerse media en literatuur. Ja, hallo? Als dat geen staaltje van onbeschoft etnocentrisch denken is weet ik het ook niet meer. Hoeveel westerlingen beheersen er dan wel het Arabisch om toegang te hebben tot Arabische media en literatuur?
Sgreiffauten: Zelfreizend bakmeel
In een kleine serie in het oog springende schrijffouten c.q. woordgrapjes een eerste aflevering: zelfreizend bakmeel...

Karol Szymanowski een ontdekking
Nou, Francis De Preter heeft niet overdreven: het Stabat Mater van Karol Szymanowski is inderdaad ‘hartverscheurend’. Szymanowski (1882-1937) ziet er, zie onderstaande foto, verdacht uit. Hij lijkt, op zijn huwelijksdag – dat wel –, op de leider van een Hongaarse struikroversbende. Of toch op zijn minst op ex-koning Zog van Albanië, hetgeen eigenlijk niet zoveel verschil maakt. Ik zou hoe dan ook op café niet naast hem durven gaan staan omdat hij oogt als iemand die wanneer hij een wodka teveel op heeft spontaan met zijn knipmes op willekeurige omstanders begint in te steken. Zo zie je maar weer eens dat je nooit alleen op iemands uiterlijk af moet gaan. Het Stabat Mater van deze zeventig jaar geleden overleden Pool is huiveringwekkend mooi. Zwaar aangezet, maar nergens storend. Geloofwaardig dramatisch. Heb het in een uitvoering door The City Of Birmingham Symphony Orchestra onder leiding van Simon Rattle, met bas John Connell, mezzosopraan Florence Quivar en sopraan Elzbieta Szmytka. Werkelijk schitterend! En dan te bedenken dat ik tot ik het meest recente nummer van Portulaan las zelfs nog nooit van Karol Szymanowski had gehóórd. Is het geen aangename gedachte iedere dag wel iets te (kunnen) leren? Merci Francis, voor deze ‘ear opener’! Ontdekte overigens dat er ’n webstek is (www.karolszymanowski.republika.pl/) waarop MP3-fragmenten van Szymanowski te beluisteren zijn.

donderdag 5 juli 2007


Francis De Preter turft componisten op alfabet
In het jongste nummer van het door Ludo Noens vanuit Ukkel met een ijzeren regelmaat de wereld ingestuurde tijdschrift Portulaan staat een interessant betoog van Francis De Preter. Die heeft eens lekker zitten turven, een bezigheid die (een man als Frank Pollet kan ook de meest onverwachte conclusies trekken uit rijtjes) tot verbazende resultaten kan leiden. En wat heeft de auteur uit Heist-op-den-Berg zitten turven? Welnu: hij meende dat de beroemdste muzikale genieën een naam hebben die met een B begint. The Beatles tellen niet mee, want hij beperkt zich tot De Klassieken. In het Componistenwoordenboek bleken de B-componisten inderdaad niet minder dan 52 bladzijden in beslag te nemen. Het gaat dan niet alleen om de in De Preters oren Bijzonder Groten als Bach (plus familie), Bartók, Beethoven, Berlioz, Brahms, Britten en Bruckner maar ook om Benoit, Berg, Berwald, Biber, Binchois, Bizet, Borodin, Bruch en Buxtehude. Francis De Preter werd echter door twee letters verrast: de M (Mahler, Mendelssohn, Monteverdi en Mozart en een hele rist mindere goden als Martin en Martinu) haalt 55 bladzijden, en de S zelfs…86! Saint-Saëns, Satie, Scarlatti, Schubert, Sibelius, Sjostakovitsj, Smetana en Sweelinck. Het zijn er inderdaad nogal wat. Maar ook Arnold Schönberg (de toondichter van het ontroerende Verklärte Nacht) ontbreekt niet in de S-rij. Net zo min als minder gekende mannen als Scheidt, Skrjabin, Suk en ene Karol Szymanowski (een Pool die volgens De Preter een hartverscheurend Stabat Mater schreef – daar moet ik eens naar op zoek dan). Wie dus carrière wil maken in de Ernstige Muziek voert bij voorkeur een naam die met S, M of B begint. Een plaats in de geschiedenis lijkt dan al haast verzekerd. Relevante informatie? Neen. Amusante? Ja! Als toemaatje stipt De Preter nog aan dat in de naam BACH vier notenwaarden (volgens de Duitse benamingen) verstopt zitten: B=bes of si-mol, A=la, C=do en H=si. Nou?
De klemtoon
Soms kun je alleen aan de intonatie al horen of iets Nederlands of Vlaams is. Zo zeggen Nederlanders: “Dat zie ik zo vóór me.” Een Vlaming zegt dan (onmiskenbaar het accent leggend waar de Fransen dat ook doen) “Dat zie ik zo voor míj.” Andere opvallende dingetjes: een Nederlander heeft het over een ‘kort gedíng’, een Vlaming over een ‘kórt geding’. Een auto vliegt hier in Vlaanderen ook niet ‘uit de bócht’, maar ‘úit de bocht’.

De blik naar boven
Elke keer als zij een zeppelin over zag komen drijven moest ze denken aan de vergankelijkheid van het leven.
Bij een vliegtuig natuurlijk ook, maar dan sneller.

woensdag 4 juli 2007

Ik heb een posht
Bij ons is een snor (of dat nou zo’n vlijmscherp aangesneden Indo- of Italianenlijntje is of een walrusmodel) een snor. Albanezen echter kennen niet minder dan 27 (zevenentwintig!) verschillende definities. Een madh is bijvoorbeeld een borstelige snor, terwijl een neerhangend exemplaar zoals het mijne in de ogen van de erkenners van de Witte Ster van Skanderberg een posht is. Waarvan akte!



Wel steeds hetzelfde diertje
Ter tafel: Gedichten – De zee, de engelen, de ballingschap van Rafael Alberti in een vertaling van Willy Spillebeen. Al bladerend valt mijn oog op het begin van het gedicht Elegia/Elegie dat in respectievelijk het Spaans en het Nederlands als volgt klinkt:

Infancia mía en el jardín:

Las cochinillas de humedad,
las mariquitas de San Antón ;
también vagaba la lombriz
y patinaba el caracol.

Mijn kindertijd in de tuin:

De schildluizen van vocht,
de onze-lieve-heersbeestjes;
daar zwierf ook de worm
en slipte de slak.

Waarbij het me opviel dat lieveheersbeestjes niet overal naar Onze Lieve Heer verwijzen. Duits- en Engelstaligen denken bij het diertje eerder aan Onze Lieve Vrouw, getuige Marienkäfer en ladybird. En de Spaanstaligen denken dus aan Onze Lieve Heer noch aan Onze Lieve Vrouw, maar aan de Heilige Antonius: San Antón…Merkwaardig hoe de benamingen verschillen, maar wel allemaal een religieuze connotatie hebben.
Vijf EU-hoofdsteden nog zooloos
Binnen de Europese Unie, die sinds een poos uit 27 landen bestaat, nemen België, Cyprus, Litouwen, Luxemburg en Malta op dierkundig c.q. toeristisch vlak een bijzondere plaats in. Het zijn namelijk de enige vijf lidstaten van de EU waarvan de hoofdstad géén dierentuin binnen de grenzen heeft. Alle andere hoofdsteden (een paar voorbeelden: Amsterdam heeft Artis, Athene Attica, Boekarest de Gardina Zoologica en Ljubljana de Ljubljana Zoo) hebben er wél een in huis. Er valt dus nog mooi werk te verrichten voor de bestuurders van Brussel, Luxemburg, Nicosia, Valletta en Vilnius.