Toch lokt er iets in deze vrije dag haar aan wanneer ze een half uur later in de achteruitkijkspiegel van haar watervlugge Citroën de laatste huizen van de stad op de wiekende horizont ziet verdwijnen en de motor driest hoort oplopen onder de druk van haar hooggehakte schoen.’ Dit is de versie uit de elfde druk, uit 1972. Het origineel blijft toch veel mooier, al heeft ze een half uur langer nodig om op pad te geraken: ‘Ze weigert, wanneer hij haar aanbiedt, ook morgen vrij over haar tijd te beschikken, mocht het noodig blijken. Hij krijgt het wel alleen voor mekaar, beweert hij. Ze legt er den nadruk op, dat ze nog dezen avond met den sneltrein van kwart over tienen weerkeert en morgenvroeg zooals gewoonlijk weer op haar post zal zijn. Een uur later ziet ze onder de nog onrijpe zon achter het treinraampje de Antwerpsche voorgeborchten, waar haast overal de wasch te drogen hangt, met hun achtergevels in berookten baksteen voorbijschuiven.’