Eens per maand ga ik met de ogen toe voor mijn poëziekast staan om er voor deze rubriek op goed geluk een bundel uit te plukken. Daaruit neem ik dan even willekeurig een gedicht. Kwestie van de collectie eens anders, lukraak dus, te gebruiken. Deze keer kwam alleen kringen van Richard Foqué, in 1967 in Lier verschenen in de reeks De Bladen voor de Poëzie, naar buiten. Op bladzijde 26 staat:
ik wacht een vriend
mijn deur is getekend
de ramen roepen zijn naam
- hier is uw paard uw wapen
- zij slapen deze kamer
alleen zal ik het brood niet breken
en bang leeft het mes in mijn hand
ik warm de wijn
giet hem rood
het vuur brandt in de bekers
ik ben een stoel rond de tafel
en wacht een vriend
ik wacht een vriend
mijn deur is getekend
de ramen roepen zijn naam
- hier is uw paard uw wapen
- zij slapen deze kamer
alleen zal ik het brood niet breken
en bang leeft het mes in mijn hand
ik warm de wijn
giet hem rood
het vuur brandt in de bekers
ik ben een stoel rond de tafel
en wacht een vriend