Ik vroeg me altijd af waar die dotjes mos op onze cour vandaan kwamen, maar Geertje loste dat raadsel op. Op de muur naast onze binnenplaats groeit mos, en onder dat mos wonen allerhande kevertjes en torretjes. En daar zijn merels dol op. Ze vertelde me dat die mooie vogeltjes het mos loswroeten om bij hun delicatessen te kunnen. En zo ontstaan er fascinerende patronen groene hoopjes. Een werkwoord bestaat er niet voor. Het aardigst is nog de term die ze gebruikt om te omschrijven hoe vogels zich in plasjes water of vijvertjes met de vleugels heen en weer bewegend wassen: spolderen. Het staat niet in de woordenboeken, maar ik vind het een sprekend infinitief.