Als ik naar het Rooms-Katholiek Gymnasium Juvenaat Heilig Hart ging, pakte ik mijn fiets uit de schuur achter ons huis aan de Vijverberg en peddelde via Beukstraat, Acacialaan, Ericalaan, Gentiaanstraat, Leeuwenbekstraat, Populierlaan en de Kastanjelaan naar de Erasmuslaan waar ik linksaf het Galgenbaantje in sloeg en langs de reuzenhopen met appels van de vruchtensapproducent B3 en de hoge abelen waar ik regelmatig eekhoorns bij en in zag naar de fietsenstalling nabij de cour trapte. Dat deed ik fluitend, in een minuutje of vijf. Voordeel van in de stad wonen. Veel van mijn klasgenoten kwamen echter uit de dorpen in de buurt. Die moesten veel vroeger van huis dan ik. Dat waren echte kuitenkwekers, want ze moesten door regen, sneeuw en tegenwind helemaal uit Hoogerheide, Ossendrecht en de duistere bossen van Huijbergen naar de Antwerpsestraatweg 125. Ik had respect voor hun conditie. Daar moest ik aan denken toen ik vanuit de warme coupé naast mijn trein een drietal scholieren tegen de wind in naar een verre school zag ploeteren....