Tweedekkers over de Meir
Op de luchthaven van Antwerpen herleeft dit weekeinde luchtvaartgeschiedenis. Van heinde en verre zijn er liefhebbers neergestreken met hun vliegende oldtimers. Het evenement is netjes aangekondigd. Ik kan me herinneren dat ik van een eerdere editie geen weet had en dat me angstzweet uit De Groote Oorlog uitbrak toen een paar van die antieke toestellen over ons heen knetterden. Dat leverde Tweedekkers over de Meir op:
Mooie zondagmorgen zonder wetenschap
van vliegfeest: hoe komt het dat het zweet
me uitbreekt als escadrilles tweedekkers parmantig
over de Meir brommen? Geschiedenis heeft zich
hier van spinrag toch ontdaan? Het wolkendek,
trapeze zonder vangnet, plots verstikkend een stolp.
Oorlogsverklaringen. Menigte voor de Feldherrnhalle
juicht nieuw Europa toe. De lucht in hoeden.
Dan zie ik Otto Dix alom, sta ik weer op het verste
punt dat de Duitsers in 1916, het jaar van mijn vaders
geboorte, bij de Somme wisten te bereiken en fluistert
deze stad bezet alsof Van Ostaijen hier nog woont.
Ook ’s nachts in bed beklemming als ik met d’Annunzio
door het zwerk jaag, kogels me om oren fluiten
en ik van Triƫst naar Fiume mee marcheer. De lakens
terzij dan maar en de dromen daarmee: nachtelijk uitzicht
bewegend zichzelf daarvoor, slinkend de aanslag
van adem op venster tot niets. Willen genoeg.
Het gedicht verscheen in onder meer de bloemlezing Antwerpen – De stad in gedichten, die Philip Hoorne samenstelde voor Uitgeverij 521 in Amsterdam.
Op de luchthaven van Antwerpen herleeft dit weekeinde luchtvaartgeschiedenis. Van heinde en verre zijn er liefhebbers neergestreken met hun vliegende oldtimers. Het evenement is netjes aangekondigd. Ik kan me herinneren dat ik van een eerdere editie geen weet had en dat me angstzweet uit De Groote Oorlog uitbrak toen een paar van die antieke toestellen over ons heen knetterden. Dat leverde Tweedekkers over de Meir op:
Mooie zondagmorgen zonder wetenschap
van vliegfeest: hoe komt het dat het zweet
me uitbreekt als escadrilles tweedekkers parmantig
over de Meir brommen? Geschiedenis heeft zich
hier van spinrag toch ontdaan? Het wolkendek,
trapeze zonder vangnet, plots verstikkend een stolp.
Oorlogsverklaringen. Menigte voor de Feldherrnhalle
juicht nieuw Europa toe. De lucht in hoeden.
Dan zie ik Otto Dix alom, sta ik weer op het verste
punt dat de Duitsers in 1916, het jaar van mijn vaders
geboorte, bij de Somme wisten te bereiken en fluistert
deze stad bezet alsof Van Ostaijen hier nog woont.
Ook ’s nachts in bed beklemming als ik met d’Annunzio
door het zwerk jaag, kogels me om oren fluiten
en ik van Triƫst naar Fiume mee marcheer. De lakens
terzij dan maar en de dromen daarmee: nachtelijk uitzicht
bewegend zichzelf daarvoor, slinkend de aanslag
van adem op venster tot niets. Willen genoeg.
Het gedicht verscheen in onder meer de bloemlezing Antwerpen – De stad in gedichten, die Philip Hoorne samenstelde voor Uitgeverij 521 in Amsterdam.