Willem van Oranje oorlogsmisdadiger
Het is een schande die niet makkelijk uit te wissen valt in Den Haag, maar nog tot diep in de Moderne Tijd was het katholieken in Nederland verboden een openbaar ambt te bekleden. Eindelijk historische gerechtigheid voor die Nederlandse katholieken, en dan meer bepaald de Brabantse en de Limburgse. Eeuwenlang is de mythe er in geramd, maar dankzij historicus Leo Adriaenssen kennen we nu de waarheid. In zijn proefschrift Staatsvormend geweld. Overleven aan de frontlinies in de Meierij van Den Bosch, 1572-1629 toont hij aan dat Willem van Oranje voor ‘ons’ (ik identificeer mij als katholieke Brabantse Europeaan) een oorlogsmisdadiger is geweest. Ik mocht die vent al nooit. Een ‘vader des vaderlands’ die geen woord Nederlands sprak is mij altijd een doorn in het oog geweest. Willems oorlogsmisdaden bestonden, zo bewijst Adriaenssens, uit het in brand steken van dorpen, het onder water zetten van landerijen en het verwoesten van oogsten. Van Oranje voerde bewust een tactiek van de verschroeide aarde, een uithongeringspolitiek, die er toe leidde dat in de Meierij rond Den Bosch tussen 1580 en 1600 niet minder dan 70% van de bevolking het leven liet. De Brabantse bevolking profiteerde niet van de strijd die Willem van Oranje voerde, maar was er slachtoffer van. De Tachtigjarige Oorlog was, zoals de machthebbers ons altijd wilden doen geloven, helemaal geen bevrijdingsoorlog van het volk maar van een groep gegoede burgers met zakelijke belangen overzee die veilig achter het Hollandse water zaten. Willem van Oranje was helemaal niet bezig met de ‘bevrijding’ van het Nederlandse volk, simpelweg omdat dat volk destijds niet bestond. Een Brabander voelde geen enkele band met kooplieden in de Hollandse en Zeeuwse steden. De motieven van de strijd die Willem van Oranje voerde moeten, zo stelt Adriaenssens, vooral worden gezocht in de behoefte tot het veilig stellen van de belangen van zijn machtige zakenvrienden en van zijn persoonlijke privileges. Willem van Oranje was immers niets meer dan een omhooggevallen ambtenaar die uit de gunst van koning Philips II was gevallen. Dat het begin van de Tachtigjarige Oorlog (‘De Opstand’) achteraf in het kader van natievorming altijd is uitgelegd als een ‘vrijheidsstrijd’ is logisch, maar historisch gezien alleen waar voor de protestanten.
Het is een schande die niet makkelijk uit te wissen valt in Den Haag, maar nog tot diep in de Moderne Tijd was het katholieken in Nederland verboden een openbaar ambt te bekleden. Eindelijk historische gerechtigheid voor die Nederlandse katholieken, en dan meer bepaald de Brabantse en de Limburgse. Eeuwenlang is de mythe er in geramd, maar dankzij historicus Leo Adriaenssen kennen we nu de waarheid. In zijn proefschrift Staatsvormend geweld. Overleven aan de frontlinies in de Meierij van Den Bosch, 1572-1629 toont hij aan dat Willem van Oranje voor ‘ons’ (ik identificeer mij als katholieke Brabantse Europeaan) een oorlogsmisdadiger is geweest. Ik mocht die vent al nooit. Een ‘vader des vaderlands’ die geen woord Nederlands sprak is mij altijd een doorn in het oog geweest. Willems oorlogsmisdaden bestonden, zo bewijst Adriaenssens, uit het in brand steken van dorpen, het onder water zetten van landerijen en het verwoesten van oogsten. Van Oranje voerde bewust een tactiek van de verschroeide aarde, een uithongeringspolitiek, die er toe leidde dat in de Meierij rond Den Bosch tussen 1580 en 1600 niet minder dan 70% van de bevolking het leven liet. De Brabantse bevolking profiteerde niet van de strijd die Willem van Oranje voerde, maar was er slachtoffer van. De Tachtigjarige Oorlog was, zoals de machthebbers ons altijd wilden doen geloven, helemaal geen bevrijdingsoorlog van het volk maar van een groep gegoede burgers met zakelijke belangen overzee die veilig achter het Hollandse water zaten. Willem van Oranje was helemaal niet bezig met de ‘bevrijding’ van het Nederlandse volk, simpelweg omdat dat volk destijds niet bestond. Een Brabander voelde geen enkele band met kooplieden in de Hollandse en Zeeuwse steden. De motieven van de strijd die Willem van Oranje voerde moeten, zo stelt Adriaenssens, vooral worden gezocht in de behoefte tot het veilig stellen van de belangen van zijn machtige zakenvrienden en van zijn persoonlijke privileges. Willem van Oranje was immers niets meer dan een omhooggevallen ambtenaar die uit de gunst van koning Philips II was gevallen. Dat het begin van de Tachtigjarige Oorlog (‘De Opstand’) achteraf in het kader van natievorming altijd is uitgelegd als een ‘vrijheidsstrijd’ is logisch, maar historisch gezien alleen waar voor de protestanten.