Ook begrijp ik absoluut niet waar de grote naam van Joseph Turner op gebaseerd is. An Industrial Town, Probably Birmingham uit 1831 is eenvoudigweg een lelijke, sléchte aquarel. Zijn landschappen ogen in eerste instantie nog best aardig, maar als je bijvoorbeeld de figuren op zijn Frosty Morning ziet begrijp je waarom hij in de abstractie vluchtte. De vele landschapsschilderijen hier lijken gemaakt om gereproduceerd te worden op koektrommels. De meeste landschappen worden letterlijk ontsierd door de menselijke figuren die er zo nodig ook op moesten. Meer dan poppetjes zijn het niet. Een verademing is dan het geslaagde Newmarket Heath, With A Rubbing-Down House uit 1765 van George Stubb, want wat volk betreft leeg. Ford Madox Brown kan me niet overtuigen met zijn karamellen romantiek en Arthur William Devis spreidt vooral een hoog wel-willen-maar-niet-kunnen-gehalte tentoon. En eigenlijk viel het werk van William Blake me in het echt toch ook best tegen. Datzelfde geldt voor dat van Constable (van wie ik zijn studies, waarop hij ferme krachtige streken los durft te laten, als Flatford Mill From The Tow Path uit 1813 nog het meest overtuigend acht) en Gainsborough. The Menin Road van Paul Nash, een herinnering aan de loopgraven bij Menen, oogt als een prentje uit een kinderboek vergeleken bij de hallucinante oorlogsimpressies van bijvoorbeeld Otto Dix. De Girl With Roses van Lucian Freud (inderdaad de kleinzoon van, en ondertussen zeer beroemd) is een goed schilderij, maar stilistisch gewoon geját van Gustave Van de Woestijne. De gustibus non est disputandem, ik weet het, maar al bij al vind ik British Vision niet helder en heb ik er geen idéé van waarom de ondertitel Observatie en verbeelding moest luiden. Daar kun je alle kanten mee uit, of geen een. Gelukkig zijn de werken van Francis Bacon (uit de vijftiger jaren Man In Blue, The Cardinal en een studie naar het gezichtsmasker van William Blake) wel boeiend. En er waren toch ook een paar Wauw-ervaringen. Zo heb je na een paar best leuke tekeningen van Richard Hamilton ineens báf A Rake’s Progress voor ogen, een geweldige batterij van zestien briljante etsen van David Hockney. Maar bovenal, en zijn schilderijen en tekeningen alleen al maken een bezoek aan British Vision de moeite waard, is er het wonderschone werk van de hier veel te weinig bekende Stanley Spencer. Daarvoor ging ik, en ik werd niet teleurgesteld want er was een ruime keuze uit zijn oeuvre naar Gent gebracht. Doeken uit privécollecties, en galeries en musea uit Aberdeen, Amsterdam, Belfast, Leeds, Londen en Newcastle.
www.britishvision.be
www.britishvision.be