British Vision niet helder
In Gent bekeek ik in het vernieuwde Museum voor Schone Kunsten de tentoonstelling British Vision – Observatie en verbeelding in de Britse kunst 1750-1950. Waar het Verenigd Koninkrijk de wereld wat cultuur betreft de wereld beslist verrijkte op het gebied van literatuur en popmuziek heeft het naar mijn mening amper belang op het vlak van beeldende kunst en klassieke muziek. De mooi ingerichte en pretentieus opgezette expositie bevestigde die gedachte alleen maar. Er zijn interessante vroege foto’s te zien, van onder meer Julia Margaret Cameron en Roger Fenton, en knap neogotisch hyperrealisme van Robert Braitwaite Martineau (Kit’s Writing Lesson uit 1852) en John Everett Millais (het hierbij afgebeelde The Woodman’s Daughter uit 1886). Mijn goedkeuring konden ook de charmante illustraties wegdragen die John Fenniel vervaardigde bij Through The Looking-Glass And What Alice Found There van Lewis Carroll (1871), een eenvoudige studie in bruine inkt, wit krijt en waterverf als Primrose Hill uit 1811 van John Linnell, de trefzekere landschappen On The Downs (Wiltshire Landscape) (1924) van William Nicholson en Saint Giles, Cripplegate van William Coldstream (1946) alsmede de intrigerende portretten Lytton Stracchey (1914) door Henry Lamb en John Cartwright (1779) door John Henry Fuseli. Maar ik schrok echt van het niveau van het werk van beroemde kunstenaars als die andere Prerafaëliet (Hunt en Millais hoorden ook bij die groepering) Dante Gabriel Rossetti. Er zijn een paar goede tekeningen van hem te zien, maar zodra hij gebruik ging maken van verf ging het fout. Ik vind zijn Beata Beatrix, nota bene de folder van de tentoonstelling sierend, haar roem niet waardig. Het doek verbleekt eenvoudigweg bij bijvoorbeeld de vergelijkbare Maria Magdalena (die in de vaste Gentse collectie te bewonderen is) van Alfred Stevens, die Rossetti qua techniek en verbeeldingskracht glansrijk overstijgt.
In Gent bekeek ik in het vernieuwde Museum voor Schone Kunsten de tentoonstelling British Vision – Observatie en verbeelding in de Britse kunst 1750-1950. Waar het Verenigd Koninkrijk de wereld wat cultuur betreft de wereld beslist verrijkte op het gebied van literatuur en popmuziek heeft het naar mijn mening amper belang op het vlak van beeldende kunst en klassieke muziek. De mooi ingerichte en pretentieus opgezette expositie bevestigde die gedachte alleen maar. Er zijn interessante vroege foto’s te zien, van onder meer Julia Margaret Cameron en Roger Fenton, en knap neogotisch hyperrealisme van Robert Braitwaite Martineau (Kit’s Writing Lesson uit 1852) en John Everett Millais (het hierbij afgebeelde The Woodman’s Daughter uit 1886). Mijn goedkeuring konden ook de charmante illustraties wegdragen die John Fenniel vervaardigde bij Through The Looking-Glass And What Alice Found There van Lewis Carroll (1871), een eenvoudige studie in bruine inkt, wit krijt en waterverf als Primrose Hill uit 1811 van John Linnell, de trefzekere landschappen On The Downs (Wiltshire Landscape) (1924) van William Nicholson en Saint Giles, Cripplegate van William Coldstream (1946) alsmede de intrigerende portretten Lytton Stracchey (1914) door Henry Lamb en John Cartwright (1779) door John Henry Fuseli. Maar ik schrok echt van het niveau van het werk van beroemde kunstenaars als die andere Prerafaëliet (Hunt en Millais hoorden ook bij die groepering) Dante Gabriel Rossetti. Er zijn een paar goede tekeningen van hem te zien, maar zodra hij gebruik ging maken van verf ging het fout. Ik vind zijn Beata Beatrix, nota bene de folder van de tentoonstelling sierend, haar roem niet waardig. Het doek verbleekt eenvoudigweg bij bijvoorbeeld de vergelijkbare Maria Magdalena (die in de vaste Gentse collectie te bewonderen is) van Alfred Stevens, die Rossetti qua techniek en verbeeldingskracht glansrijk overstijgt.