In de Bijbel staat wel dát Eva een vrucht van de verboden boom at, maar niet wélke: “Ook had de vrouw al bemerkt, hoe goed die boom was om van te eten; hoe hij een lust was voor de ogen, en hoe verleidelijk, wanneer men inzicht wil verkrijgen. Zij plukte dus van zijn vrucht, en at.” Ponticus vertaalde in de tweede eeuw de Bijbel van het Hebreeuws naar het Grieks, en maakte een fout in een strofe uit het Hooglied. Van “Ik voedde je op onder de appelboom, waar je moeder je voortbracht” maakte hij “Ik voedde je op onder de appelboom, waar je verdorven raakte”. De enige vrucht waarvan we ‘zeker weten’ dat die in de Tuin van Eden groeide was de vijg, getuige het vervolg van Genesis: “Nu gingen hun beiden de ogen open; ze merkten, dat ze naakt waren. Ze hechtten daarom vijgenblaren aaneen, en maakten er een schaamgordel van […]”….