Hoewel Giacomo Leopardi als dichter bij ons niet echt een grote naam heeft, is hij zeker geen volledig onbekende. Zo werd hij openlijk bewonderd door zulke uiteenlopende collegae als J.C. Bloem en Lucebert. Hierbij, ook in een vertaling van Frans van Dooren, Scherts:
Toen ik als jongen bij
de muzen in de leer kwam, pakte een
van hen mij bij de hand en leidde mij
een hele dag alleen
daar in die werkplaats rond
langs alles wat er stond.
Zij toonde me een voor een,
mijn interesse ziende,
de werktuigen van ’t vak
en ’t doel waarvoor zij dienden,
want proza en poëzie
waren haar oudste vrienden.
Ik keek en vroeg verwonderd:
‘Muze, waar is de schaaf?’ Zij zuchtte en sprak:
‘De schaaf is bot geworden, we doen zonder.’
‘Maar moet een schaaf dan niet
geslepen worden,’ vroeg ik, ‘als ze slijt?’
‘Jawel,’ antwoordde zij, ‘maar ’t schort aan tijd!’
Toen ik als jongen bij
de muzen in de leer kwam, pakte een
van hen mij bij de hand en leidde mij
een hele dag alleen
daar in die werkplaats rond
langs alles wat er stond.
Zij toonde me een voor een,
mijn interesse ziende,
de werktuigen van ’t vak
en ’t doel waarvoor zij dienden,
want proza en poëzie
waren haar oudste vrienden.
Ik keek en vroeg verwonderd:
‘Muze, waar is de schaaf?’ Zij zuchtte en sprak:
‘De schaaf is bot geworden, we doen zonder.’
‘Maar moet een schaaf dan niet
geslepen worden,’ vroeg ik, ‘als ze slijt?’
‘Jawel,’ antwoordde zij, ‘maar ’t schort aan tijd!’