vrijdag 15 augustus 2008

Een frappante gelijkenis
Het gaat hier natuurlijk om een typisch geval van met de mantel der liefde bedekken. In Zo meen ik dat jij ook bent – Biografie van Jan Hanlo kon auteur Hans Renders natuurlijk niét doen of een en ander niet gebeurd was, dus hij komt er niet onderuit ergens tussen neus en lippen te vermelden dat in de jaren vijftig een Vlaming de euvele moed had gehad de originaliteit van het voorwerp van zijn verering in twijfel te trekken. Het betrof de Antwerpse dichter Adriaan De Roover (85 ondertussen), die Hanlo destijds in het tijdschrift De Tafelronde niet eens openlijk van plagiaat beschuldigde, maar een citaat uit diens beroemde vers Oote simpelweg liet volgen door een stukje uit een veel ouder werk. Volgens Rutger H. Cornets de Groot zou een beschuldiging van plagiaat volslagen misplaatst zijn: “Veeleer toont dit voorbeeld aan dat niemand zijn eigen gedachten kiest: gebruik van taal houdt die erkenning in. Poëzie noch taalgebruiker zijn autonoom; beide liggen verankerd in de gemeenschap, in de taal, hoezeer die gemeenschap ook vijandig kan zijn aan de individuele expressie van haar leden.”

Ik denk er zo het mijne van. Ter vergelijking:

oote oote oote boe
hoe boe hoe boe
hoe boe hoe boe
B boe
Boe oe oe
Oe oe (etc.)

Eh eh euh euh euh
Oo-eh oo-eh o-eh eh eh eh
Ach ach ah ach ach ah a a
Oh ohh ohh