donderdag 6 december 2007

Filosofie
“Een van mijn sterkste neigingen is geloven dat alles mogelijk is; dat je niet kunt zeggen: zoiets kan niet bestaan, zoiets zal niet gebeuren; dat zich op elk moment iets nieuws en onverwachts kan voordoen. 2. Je maakt (bijna) nooit volledig duidelijk wat je bedoelt en je begrijpt een andere geest (bijna) nooit helemaal. Discussiëren is dus (bijna) altijd nutteloos. 3. In een filosofische kwestie heb je nooit gelijk; een discussie levert nooit iets op. Tegenover elke redenering kun je een gelijkwaardige tegengestelde redenering opzetten. (Hetgeen naar ik meen niet automatisch tot een sceptische conclusie leidt.) Dat is zo ongeveer mijn hele persoonlijke filosofie.” Ik kan me daar eigenlijk (bijna) volledig in vinden. Het betreft een notitie die Raymond Queneau (1903-1976) 6 december 1922 aan het papier toevertrouwde. Gelezen in het privé-domein Mijn moeder zong (Arbeiderspers, ISBN 90 295 3531 8). Queneau, die de kost verdiende als directeur van een encyclopedie maar daarnaast ook dichter en wiskundige was, schreef pareltjes als het zo charmant verfilmde Zazie dans le métro.