vrijdag 7 september 2007

Had Spengler het bij het juiste eind?
Tussen 1918 en 1922 publiceerde Oswald Spengler Der Untergang des Abendlandes – Umrisse einer Morphologie der Weltgeschichte. Daarin poneerde de Duitse geschiedfilosoof dat elke beschaving net als een mens kindsheid, jeugd, volwassen bloei en ouderdom doorloopt. Volgens hem waren er in de geschiedenis acht beschavingen: de Egyptische, de Babylonische, de Indische, de Chinese, de Grieks-Romeinse, de Arabische, de Mexicaanse en de abendländische (de ‘onze’, de westerse). Op basis van zijn kringloopidee stelde hij dat ‘onze’ beschaving rond 1800 de periode van de ouderdom was ingegaan en rond het jaar 2000 zou ophouden te bestaan. Ik moest doorlopend aan Spengler denken bij het lezen van De grote oorlogen (Uitgeverij Contact, ISBN 978 90 254 0945 6) van de Schotse historicus Niall Ferguson. Die beweert dat de 20ste eeuw te gemakkelijk wordt voorgesteld als het tijdperk van de triomf van het Westen. Hij meent dat het Westen, het Abendland, een eeuw geleden op het hoogtepunt van zijn macht stond, toen in het British Empire de zon nooit onderging. Dat wereldrijk viel zoals we weten gaandeweg de vorige eeuw tamelijk vlotjes uiteen, al is dat tot de harten van veel Engelsen nog steeds niet doorgedrongen. Ferguson benadrukt dat in veel opzichten pas na de implosie van de Sovjet-Unie in 1991 kon worden geconstateerd dat het laatste Europese imperium in Azië was gevallen, en dat het gerechtvaardigd is de 20ste eeuw niet te interpreteren als de triomf, maar als de neergang van het Westen, met de Tweede Wereldoorlog als het beslissende keerpunt, en de aanval op Irak als een late stuiptrekking.